Charon's levensverhaal
Wat is autisme
Speelprogramma
Speelkameractiviteiten
Avonturenboek
Dyspraxie
Structuur
Sensorische ontwikkeling
Tips
Therapieën en links
Bijzondere verhalen
Reacties
Dagboek
Home

© Gebruik niets van deze site zonder toestemming van de auteur!

 

 Dyspraxie
 


       Problemen met controle van de motoriek.

Dyspraxie vind ik persoonlijk één van de belangrijkste kenmerken van autisme, maar helaas wordt het bij veel kinderen niet herkend of erkend. Toen bij Charon de diagnose ‘autistisch’ werd gesteld, heeft niemand mij iets over dyspraxie verteld. Ook op het dagverblijf is hier nooit over gesproken. Tijdens cursussen die ik volgde vanwege het speelprogramma van Charon werd mij duidelijk wat dyspraxie is en hoe je er aan kunt werken. Ik besteed veel aandacht aan dit onderwerp in de hoop dat andere ouders en begeleiders hier iets aan hebben en hun kind beter zullen begrijpen.
Met grote dank aan Steven Wertz die mij tijdens zijn trainingen inzicht in dyspraxie gaf. Onderstaande punten zijn citaten uit  zijn lesmateriaal aangevuld met voorbeelden uit het leven van Charon.
(copyright Steven Wertz)

Onderaan dit stuk heb ik een uitleg toegevoegd over Dysfatische Ontwikkeling, omdat ook dit een rol speelt bij Charons spraakontwikkeling.

Wat is Dyspraxie ?
Dyspraxie betekent dat iemand moeite heeft met;
- het  plannen van motorische bewegingen
- het onder controle hebben van zijn eigen spierbewegingen.

Met andere woorden; een kind met dyspraxie kan motorisch zo op het eerste gezicht normaal zijn, maar heeft moeite met het maken van motorische bewegingen als een ander aan hem vraagt iets te doen of als hij er bewust mee bezig moet zijn. Dan moet hij plannen om die beweging te maken.
Als hij een beweging maakt vanuit eigen initiatief, hij wil zelf iets heel graag doen, dan is het geen enkel probleem, maar als de motoriek in werking moet worden gezet omdat een ander dat vraagt, kost het tijd en is het in sommige gevallen echt een onmogelijke opgave.

Plannen van motorische bewegingen
Het kost Charon heel veel moeite om motorische bewegingen te plannen.
Na drie jaar therapie was ze enorm gegroeid in haar ontwikkeling. Op één ding bleef ze echter stil staan. Ze imiteerde nog steeds helemaal niks als we er om vroegen. Ze kon zichzelf niet in beweging zetten als een ander dat vroeg.
Als ze iets wou hebben wat hoog stond, had ze er geen enkele moeite mee om haar armen uit te strekken en het te pakken. Maar als wij zeiden “doe je armen omhoog”, dan gebeurde er helemaal niks.
Gek genoeg kon ze bijvoorbeeld zonder moeite knippen, fietsen, rennen,springen, hele kleine kraaltjes aanrijgen, noem maar op. Ze had er helemaal geen moeite mee als ze het vanuit haar eigen motivatie deed. Maar als wij bijv. vroegen of ze iets kon aanwijzen, kon ze haar hersenen niet zo aansturen dat er een vinger richting het plaatje ging.

Trainen van hersenen
We hebben het plannen van motorische bewegingen op de volgende manier getraind.
We begonnen met hele simpele oefeningen en hielpen haar als ze het niet uit kon voeren. We hielden de vraag kort en steeds hetzelfde, zodat ze de vraag in ieder geval begreep en we deden voor wat ze moest doen.
 “Doe armen hoog, doe armen wijd, doe rondje draaien, doe springen”. Allemaal simpele opdrachten die ze in principe uit kon voeren, omdat ze die motoriek wel beheerste als ze dat zelf wou.
In eerste instantie kwam er geen reactie, dus pakten we haar armen en hielpen die omhoog op het moment dat we de vraag stelden; “doe armen hoog” Dit noemen we prompten.
Iedere keer stelden we de vraag opnieuw en zodra we merkten dat ze het een beetje uit zichzelf ging doen, gingen we haar minder ondersteunen.
Met elke poging waren we blij en moedigden haar aan.
Na veel oefenen kwam er van uit haar zelf beweging in. De complimenten vlogen door de speelkamer en daardoor bleef ze zelf ook enthousiast mee doen!
Dit soort oefeningen hebben we steeds in ons spel verweven en ook bij de dagelijkse dingen in huis gaf ik regelmatig een opdrachtje. Vooral als zij iets heel graag wou, was dat een mooie gelegenheid om eerst even een paar oefeningetjes te doen; “doe armen hoog, dan krijg je drinken enz,enz. En altijd een flink applaus als ze het deed, we juichten haar toe voor zoveel doorzettingsvermogen.
Acht jaar en voor het eerst van haar leven ging ze bewegingen imiteren!

Toen één beweging op verzoek nadoen veel beter ging, vroegen we twee bewegingen achter elkaar. Ook hier hebben we veel mee geoefend, want dat was weer een hele nieuwe discipline die ze erg moeilijk vond. Dat ze één beweging kon doen, betekende niet automatisch dat ze nu meerdere bewegingen achter elkaar kon doen op verzoek. We gingen verder met bijv. “doe klappen en doe dan armen hoog”
Ook in het spelen bouwden we bewust dit proces in. We stelden eerst simpele vragen.
“Pak de pop, pak je schoenen “etc en naarmate dat steeds vanzelfsprekender ging, vroegen we expres twee dingen tegelijk.”Pak jij de kam en de spiegel.”
Ook dit ging weer in stapjes. Eerst twee voorwerpen die met elkaar te maken hadden, toen dit goed ging twee voorwerpen die helemaal niets met elkaar te maken hadden.
En iedere keer opnieuw ging het zeker niet vanzelf. Eén opdracht horen en uitvoeren ging inmiddels heel aardig. Bij twee opdrachten in één zin, moest ze én onthouden én uitvoeren. Dat zijn eigenlijk twee dingen tegelijk doen en dat vergt voor een kind met dyspraxie veel concentratie.

Het komt er op neer dat ze door deze eenvoudige oefeningen te doen, haar hersenen trainde in het reageren op een vraag van een ander. Zij moest in beweging komen als een ander haar iets vroeg. Ze leerde op deze manier beter plannen van bewegingen.

Automatisch gingen andere dingen ook veel beter.
Het imiteren is door deze oefeningen in gang gezet. Het ging een stuk makkelijker om bewegingen van ons na te doen.
En eindelijk reageerde ze op een vraag! Daardoor ontstond er veel meer  samenspel. “Doe jij  dit, dan doe ik dat.”
Als ik haar iets vroeg zoals “ga je schoenen pakken” dan ging ze die halen, ook als ze niet binnen haar gezichtsveld stonden! Ze raakte de draad niet meer kwijt onderweg. Als ze in het verleden al in beweging kwam na zo’n vraag en ik opgewonden dacht dat ze werkelijk ging doen wat ik vroeg, dan was ze na een paar seconden blijkbaar kwijt waar ze voor op pad was gegaan. Ze werd onderweg afgeleid of wist het gewoon niet meer. 

Herken je dit probleem? Je kind gaat doen wat je hem opgedragen hebt, maar onderweg ziet hij wat anders en is afgeleid, probeer dan één opdracht tegelijk te geven.
Observeer, kijk of daar het probleem ligt. Gaat het beter als er maar één opdracht gegeven wordt? Pas als dit consequent goed gaat is hij toe aan twee opdrachten in één keer. Je zult merken dat dat voor jezelf best even wennen is, want we geven al heel snel twee opdrachten tegelijk. “ga je kleren pakken en aankleden”.

Verwerkingstijd
Een ander probleem kan zijn dat kinderen wel reageren op een vraag, maar dat dat even duurt.
En éven’ kan wel 30 seconden zijn of langer.
De reactie op een vraag komt wel, maar vertraagd. Ze hebben verwerkingstijd nodig.
De grote valkuil is dat ze deze verwerkingstijd meestal niet krijgen van hun omgeving.
We zijn nogal gewend om vragen direct achter elkaar te stellen.
Voordat ze een antwoord KUNNEN geven op de eerste vraag, is de volgende vraag al weer gesteld!   (Was het leuk vandaag op school?Wat heb je gedaan?)
Of als het niet snel genoeg gaat, ga je het zelf maar even doen.
(Wil je me de hagelslag aangeven? En als dat niet direct gebeurt pak je hem zelf)
Te vaak wordt een kind hierdoor als eigenwijs of koppig gezien.
Onterecht! Geef ze de tijd!! Je geeft ze een kans om zelfstandiger te worden, om zelfvertrouwen te winnen!
Stel je voor dat elke keer als je nét een antwoord wilt geven, er al weer een andere vraag is gesteld!
Of als de ander vindt dat je niet snel genoeg handelt, dat je beurt voorbij is!
Erg frustrerend!
Geef ze eens minstens 10 seconden de gelegenheid na elke vraag om antwoord te geven of om in beweging te komen. En als dat nog te kort is, kijk dan eens hoe lang je kind nodig heeft om een antwoord te geven of in beweging te komen. Als het regelmatig lang duurt, dan heeft hij echt verwerkingstijd nodig en help je hem om die tijd te geven..
Bij Charon was het op vijfjarige leeftijd zelfs zo extreem dat ze soms na drie minuten iets deed wat we gevraagd hadden. Op een totaal onverwacht moment deed ze dan nog iets waar we het een paar minuten eerder over gehad hadden. Wij waren inmiddels al lang met iets anders bezig, terwijl zij al die tijd in een eigen wereldje leek te zitten, maar ondertussen enorm haar best zat te doen om aan onze vraag te voldoen.

Onder controle hebben van eigen spierbewegingen
Iets anders wat met dyspraxie te maken heeft is het moeite hebben met bewust stoppen van een geautomatiseerde beweging. Het kan een beweging zijn die zó van binnenuit komt, dat het moeite kost om er mee op te houden. Om te plannen “ík stop hiermee”.
En dan is het nog veel moeilijker als een ánder zegt dat je er mee op moet houden. 

Charon slaat bijv. op gezette tijden met haar platte hand op de bank en slaakt tegelijkertijd een diepe zucht. Alsof ze alle lucht uit haar longen perst. Ik kan het niet eens nadoen. Het is zo’n onnatuurlijke actie, maar bij haar gaat het automatisch. Drie, vier keer achter elkaar komt die lucht en slaat ze op de bank. En omdat het voor ons vaak een storende actie is, vragen we natuurlijk om te stoppen. Maar het lukt niet, ze KAN er niet mee stoppen. Niet als wij er om vragen, maar ook niet na één keer als ze dat zelf al zou willen. Ze MOET het een aantal keren achter elkaar doen en dan stopt het vanzelf.
Het is een soort dwang van binnenuit die op de automatische piloot werkt en waarvan het knopje om hem uit te zetten niet goed werkt.
En als we eerlijk naar ons zelf kijken hebben we allemaal wel één of meer van dit soort gewoontes. Wiebelen met een been als je met je benen over elkaar zit, onbewust nagels bijten, elke dag naar je werk rijden en per abuis op zondag dezelfde route nemen, terwijl je eigenlijk ergens anders naar toe wou. We herkennen vast wel iets, maar het bepaald niet ons functioneren.

Nog een voorbeeld.
Wij hebben ooit een huisje gehuurd op een bungalowpark. We gingen naar binnen, stonden in de kamer te kijken en deden de terrasdeuren open. Charon is nog geen minuut binnen geweest en toen via de terrasdeuren naar buiten gerend, de wijde wereld in.
Wij vonden dit huisje echter niet zo geschikt omdat er rondom net allemaal gras was ingezaaid, dus zand en modder. We hebben  de receptie gebeld, riepen de kinderen weer binnen en mochten naar het huisje er naast.  
De grap was dat Charon veertien dagen lang elke keer als we haar binnen riepen, eerst naar het huisje rende waar we het allereerste moment binnen waren geweest. Pas als ze er vlak voor stond had ze in de gaten dat ze verkeerd zat. Blijkbaar was de allereerste indruk die ze gehad had zo in haar geheugen of in haar systeem vastgezet, dat ze daardoor automatisch steeds dezelfde weg terug nam.
In dit geval bepaalde de dyspraxie dus duidelijk wel haar functioneren.
 
Motorisch patroon van opstaan en weglopen
Toen Charon anderhalf jaar was, was ze hyper-hyper-hyperactief. Ze rende aan één stuk door. Ze ging nooit uit zichzelf ergens zitten. Er kwam ook geen eind aan haar vlucht. Pas als er letterlijk iets kort voor haar stond, dan kwam ze tot stilstand, draaide om en rende verder.
Ik vond het niet leuk, hoewel Charon zelf nergens last van leek te hebben. Haar energie raakte nooit op. ’s Nachts liep ze dan ook nog uren te spoken en de volgende ochtend ging ze gewoon weer verder. Niet te stuiten.
Destijds zocht ik naar middelen om haar lichaam af en toe rust te geven. Het kon voor mijn gevoel niet goed zijn dat ze nooit rust in haar lijf had. En zelf werd ik natuurlijk ook akelig moe van dat gevlieg om me heen.
Zitzakken waren toen nergens te koop, maar toevallig had mijn zus nog een oud ding liggen. Dat vond ze prettig en daar ging ze wel op liggen van tijd tot tijd.
Ik heb haar ook regelmatig in een maxi-cosie gelegd in de ligstand en bovendien kon ik haar daar met een gordel in vastzetten. Die maxi-cosie gaf rust, daar heeft ze tot haar vijfde jaar dagelijks ingezeten en dat leek ze nog prettig te vinden ook.
Later leerde ik over dyspraxie en zag ik het verband met Charons onrust.

Iemand met dyspraxie kan voortdurend de neiging hebben om op te staan vanuit een stoel, vanwege een motorisch patroon van opstaan en weglopen.
Opstaan bestaat uit een aantal motorische activiteiten, meestal vanuit een zithouding met o.a. knieën buigen, je lichaam iets naar voren houden, kracht in je benen zetten en je benen strekken.
Knieën buigen en je lichaam iets naar voren houden doe je ook als je zit.
Als het een motorisch patroon is, dan kan dat gevoel van zitten dus automatisch het gevoel van te willen gaan staan opwekken.
De interne automatische piloot staat aan en hij of zij kan dat niet zelf stoppen.

Achteraf denk ik dat dat ook bij Charon de oorzaak was. Zitten betekende altijd meteen weer gaan staan. Maar als ze een beetje achterover lag, dan was dat zitgevoel er niet en had ze ook minder de neiging om te gaan staan en weg te rennen. En ze leek het ook prettig te vinden dat we haar op die manier afremden.

Toen ze meedraaide op de kleuterschool in ons dorp, had ze nog steeds dat zitten=staan patroon. In de kring zitten was dan ook een lastige opgave. We konden dat een beetje opvangen door haar achter een tafeltje te zetten. (Meestal met een paar stiften, zodat ze ook wat te doen had, want wachttijd/niks te doen tijd is kliertijd.)
Door het tafeltje onderbraken we eigenlijk haar patroon. Zo heeft ze toch aardig wat kringminuten mee kunnen draaien, terwijl dat eigenlijk een lastige opgave was.
Die automatische piloot werd onderbroken en het patroon veranderde. Ze heeft nu niet meer dat voortdurende zit-staan probleem.
 
Voor ons was het dus iedere keer weer zoeken naar oplossingen als zich een probleem voor deed.
Er zijn vast nog meer oplossingen te bedenken. Bijvoorbeeld tafel een beetje schuin omhoog en de stoel een beetje achterover met een voetensteuntje, zodat je een andere zithouding krijgt en daardoor het patroon onderbroken wordt.. Ergonomisch niet meteen de beste oplossing misschien, maar geen rust in je lijf krijgen is ook niet echt gezond, dus een kwestie van keuzes maken.
Misschien een jas of een schort aan met verzwarende elementen erin, zoals gebruikt wordt bij fysiotherapie, zodat iemand z’n lichaam beter voelt en daardoor meer controle krijgt.
Het is uitproberen wat werkt.
 
Doordat Charon jaren zo onstuimig was, had ik zelf ook nooit rust.
Door haar gedrag werd ik ook voortdurend in de benen geroepen. Nooit kon ik rustig een kopje koffie op drinken of even iets lezen. Ze stond óf aan m’n mouw te trekken dat ik haar ergens mee moest helpen óf ze deed iets waardoor ik wel in de benen moest springen.
Als ze dan een keer een middag niet thuis was, had ik nog steeds geen rust in m’n lichaam.
Terwijl ik vroeger úren in de zon kon bakken of in één middag een boek uit las, had ik ook geen rust meer in m'n lijf. Hád ik de gelegenheid om te lezen, maar sprong ik na een paar tellen toch weer op om even iets te doen, nog wat te pakken, iemand te bellen of wat dan ook.
Ik vergelijk het daar wel eens mee. De onrust in mijn lijf was geautomatiseerd. Mijn hoofd en mijn lichaam kende geen rust meer en moest dat weer opnieuw leren.
 
Spraak ;
Het plannen van de mondmotoriek
Praten is één van de moeilijkste motorische bewegingen die een mens kan uitvoeren. Normaal komt de spraak vanzelf op gang. Imiteren van geluiden, gekke bekken trekken, je tong uitsteken, het is voor de meeste kinderen de normaalste zaak van de wereld.
Bij kinderen met dyspraxie gaat het niet altijd vanzelf. Zij moeten bij wijze van spreke nadenken over hoe ze een klank met hun mond moeten maken. Hoe ze de tong moeten bewegen en hun spieren in beweging moeten zetten.
Bovendien bestaat een woord ook nog eens uit verschillende letters, dus verschillende bewegingen achter elkaar. Extra moeilijk!
Als daarnaast imiteren ook nog eens grote moeite kost, dan wordt praten een enorme klus.

Ook Charon was een kind wat zelf wel geluid maakte (alleen hoge geluidjes achter uit de keel), maar waarbij de mondmotoriek niet vanzelf ontwikkeld werd.
Imiteren was bovendien een groot probleem, waardoor ze oefeningen voor de mondmotoriek niet zomaar na kon doen en gebarentaal bijv. ook geen optie was.
En toch was ze zelf enorm gemotiveerd om te leren praten. We zagen gewoon dat ze ontzettend veel moeite deed om het te proberen. Je zag aan haar dat ze nadacht over hoe ze de letters moest vormen. Hoe ze haar tong moest bewegen en hoe ze het geluid uit haar keel moest halen. Ze wou zo graag! En dat gaf ons kracht! Ze deed zo ontzettend haar best. We geloofden er in dat het haar uiteindelijk zou lukken!
We hebben op allerlei manieren oefeningen verzonnen voor de mondmotoriek. Bewust onder het spelen door, zodat het niet een spraakles werd. Gekke bekken trekken, tong uitsteken, spelletjes met blazen, iets tussen de tanden klemmen, neuriën, fluisteren, schreeuwen,haar de tijd geven om een klank te maken en gebruik gemaakt van Tan Södenberg (zie therapieën), we hebben elke gelegenheid aangegrepen om praten leuk te maken en bleven haar aanmoedigen in haar pogingen.

Het was een enorme overwinning toen de eerste woorden over haar lippen kwamen!
Een geweldige mijlpaal was toen ze het woord “nee” kon schudden met haar hoofd en vrijwel tegelijkertijd het voor de eerste keer over haar lippen  kon krijgen, ze was inmiddels zeven jaar! Wat een enorme sprong in haar ontwikkeling.  Een jaar later had ze “ja”onder controle. En je wilt niet weten wat voor verandering dat in ons leven teweeg heeft gebracht! Eindelijk interactie.
Ik was me enorm bewust van hoeveel vragen we op een dag stellen. En aan elke vraag zit een ja- of nee antwoord vast.
Ik kon haar mening vragen ‘vindt je dat mooi?’ Ik kon vragen wat ze op haar brood wou? “wil je hagelslag?” Ik kon de hele dag door vragen stellen en er achter komen wat er in haar hoofd omging.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over Charon zelf. Het scheelde zoveel frustratie voor haar! Boze buien werden een stuk minder! En ze vond het leuk om ons iets duidelijk te maken. Ze haalde alles uit de kast om ons te laten zien wat ze bedoelde. Ze zorgde er zelf voor dat we vragen gingen stellen.
Praten werd functioneel en dat had ze heel goed door. Het gaf haar nog meer motivatie om te willen praten en ze bleef erg haar best doen.
In die tijd noemde ze me voor het eerst “mama!!!!!  Gejankt heb ik, dikke tranen!
Ze had de eerste techniek onder controle en ze ging benoemen wat ze allemaal zag. Allemaal woorden die ze al lang in haar hoofd kende, maar nog niet eerder had kunnen uitspreken! Toch was het nog steeds erg moeilijk om woorden na te zeggen. Ze kwamen vooral uit haar mond als het vanuit haar eigen motivatie kwam. Als ze het moest plannen, dan was het nog te moeilijk.
Dat kwam pas op gang toen ze een jaar of negen was.

Praten is nog steeds een hele klus. Maar ze kan mij nu met woorden duidelijk maken wat ze wil en dat scheelt een heleboel frustratie! En nog iedere keer verwonderd het me als ze een nieuw woord zegt wat ze nog niet eerder heeft gebruikt.

Automatische piloot bij spraak
Ook bij dyspraxie met betrekking tot de spraak kan sprake zijn van een automatische piloot.
Bepaalde geluiden of woordklanken kunnen zo ingesleten zijn, dat ze moeilijk om te buigen zijn.
De allereerste zin die Charon leerde was  “mag ik een…”, deze zin moest ze telkens opnieuw zeggen bij de dolfijntherapie die ze gedaan heeft. En dat lukte! Ze was 10 en de eerste zin was een feit!
Nu zit die zin er zo ingebakken dat ze hem moeilijk om kan buigen. Bij alles zegt ze “mag ik…”, Als ze wil dat ik haar help, zegt ze “mag ik mama”, maar ook als ik haar voorzeg “ ik wil…”
Dan nog zegt ze automatisch weer “mag ik…..” Het lukt gewoon niet om de zin te veranderen.
.
Een ander voorbeeld is het woord”hoofdpijn”. Waarschijnlijk omdat ze het makkelijker uit kon spreken, was het woord hoofdpijn er eerder dan keelpijn of buikpijn..
Als ze nu buikpijn heeft, en dat komt  bijna dagelijks voor omdat een puber nou eenmaal last krijgt van hormonen, wijst ze keer op keer haar buik aan en zegt “hoofdpijn”.
En niet omdat ze denkt dat dat haar hoofd is, dat weet ze drommels goed, maar het lukt haar niet om het woord wat vastgekoppeld zit aan “pijn”los te koppelen en er een ander woord voor te zetten. De automatische piloot in haar hoofd werkt en zegt vanzelf “hoofdpijn”.
Elke keer zeg ik natuurlijk dat het “buikpijn”moet zijn en dan zegt ze me het goede woord na, ik help haar eigenlijk met afkoppelen en dan lukt het wel.
Af en toe komt het er spontaan goed uit, maar dan zegt ze het vertraagd en heeft ze er lang over zitten nadenken hoe ze haar mond in beweging moet zetten.

Hoe herken je dyspraxie ;
(Citaat uit het werk van Steven Wertz-Growing Minds)

1.. Het kind gebruikt jouw hand om een actie uit te voeren (alsof jouw hand beter zal werken dan hun eigen).
2..Vertraging bij het respons geven op een verzoek. Doet het wel, maar na een tijd.
3.. Vaak vertoont het kind een ongebruikelijke manier van bewegen, lijkt stijf, slungelig, of vertraagd in de motorische vaardigheden.
4.. Het kind is extreem inconsequent. Voert een actie soms probleemloos uit om er de volgende keer weer grote moeite mee te hebben.
5.. Heeft er moeite mee om een serie van bewegingen aan te leren.
6.. Heeft moeite met imiteren.
7.. Een handeling leren kost veel tijd. Daarna zal het kind deze geleerde handeling vaak toepassen, ook wanneer dit niet past in de situatie.
8.. Van veel kinderen met dyspraxie wordt verondersteld dat ze ofwel verstandelijk beperkt, ofwel koppig zijn en niet mee willen werken, gebaseerd op het moeizaam geven van respons.
9.. Bij schrijven of typen verschijnen vaak steeds weer dezelfde tekens of toetscombinaties
10. Een kind verlaat misschien de tafel herhaaldelijk als gevolg van een motorisch patroon van opstaan en weglopen. Vaak zullen deze kinderen het doorbreken van de patronen verwelkomen, in plaats van boos te lijken als je ze hierin belemmert.
11. Vaak roepen deze kinderen sterk het gevoel op dat ze meer begrijpen dan ze laten zien. Soms is dit te zien aan de veranderende kwaliteit van aandacht wanneer ze aangesproken worden op een hoger niveau. Soms omdat ze sporadisch reageren op meer intellectuele verzoeken.
12. Vaak is er een slechte bilaterale coördinatie (= tussen twee hersenhelften). Vaak is er geen duidelijke dominante hand.
13. De kans bestaat dat taken slechter uitgevoerd worden wanneer deze afwisselend samentrekking en strekking vragen van tegengestelde spiergroepen. Bijvoorbeeld, wanneer een kind gevraagd wordt om een voorwerp in een emmer te doen, zou het kunnen dat ze het oppakken, boven de emmer houden en het niet loslaten omdat vasthouden en loslaten tegengestelde spiergroepen aanspreken.
14. Als een kind met dyspraxie wel respons geeft, is de beweging soms snel en impulsief. Langzame en gecontroleerde bewegingen zijn zeldzaam.


Dysfatische Ontwikkeling
Dysfatische Ontwikkeling is een stoornis in de overgang van een waarneming naar het gesproken woord. Dus een kind weet wel wat het wil zeggen, maar kan dit niet omzetten naar gesproken taal , kan niet op het woord komen.

Kenmerken van de dysphatische ontwikkeling:
1.. Als het taalbegrip achterligt op het gemiddelde maar de taalexpressie (spraak) ligt nog lager dan spreken we van Dysfatische Ontwikkeling. Het is dus iets anders als wanneer er een  
vertraagde spraakontwikkeling is, waarbij zowel begrip als expressie even ver achter blijven.
2.. De dialoogspraak (antwoorden op vragen bijv.) is moeilijker dan het spontane spreken.
3.. Er zijn grote problemen met de vloeiendheid: moeite om elementen uit een verhaal met elkaar te verbinden. Erg naar woorden zoeken, geen chronologie etc.
Andere kenmerken kunnen zijn: gebrek aan innerlijke spraak, articulatiestoornissen, moeite met zogenaamd “auditief geheugen”.

Als ik naar Charons spraakproblemen kijk, is het moeilijk te zeggen wanneer er sprake is van dyspraxie en wanneer het dysfatische ontwikkeling betreft.
Maar omdat dit wel erg herkenbaar was, hebben we de methode Tan-Söderbergh aan ons programma toegevoegd.

Deze methode is er vooral op gericht om de innerlijke spraak te bevorderen. We hebben dus al spelend al onze gedachtes verteld aan Charon. Dan krijg je van dat geklets als ”ik heb plaksel nodig, waar ligt dat ook alweer, in de kast denk ik, nee toch niet, o daar ligt het al. Bah, wat vies, hij heeft gelekt.” In de hoop dat we daarmee haar innerlijke spraak ook stimuleerden.

En Tan-Söderbergh gaat er vanuit dat een kind wat nog niet praten kan, maar wel leert lezen, eerder tot spraak kan komen.
We zijn in de speelkamer dan ook heel veel met woordjes schrijven, tekeningen maken met het woord er onder, het ABC etc bezig geweest ondanks dat Charon nog niet kon spreken. We hebben een speciale leesmap gemaakt etc etc. En het heeft zeker een bijdrage geleverd aan de spraak. Meer hierover staat beschreven in het hoofdstuk Speelkameractiviteiten, deel Groei –fase 2.


 

 

 

 

 

 
  
 
 
  
 
 
Charon was een acrobaat op de trampoline. Soepel draaide ze zich in allerlei bochten en salto's.
Maar als je haar vroeg "doe je arm omhoog"dan gebeurde er niets!
 
 
 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

Website is mede mogelijkgemaakt door www.seisveld.nl